Inhoud hoofdstuk 9 DNR 2011
- Artikel 24: Opzegging van de opdracht zonder grond
- Artikel 25: Gronden voor opzegging van de opdracht
- Artikel 26: Vertraging en onderbreking
- Artikel 27: Toerekenbaar tekortkomen
- Artikel 28: Overmacht
- Artikel 29: Onvermogen
- Artikel 30: Wijziging rechts- of samenwerkingsvorm
- Artikel 31: Overlijden
- Artikel 32: Arbeidsongeschikt raken van een bepaalde persoon
Artikel 24: Opzegging van de opdracht zonder grond
Partijen hebben ieder het recht de opdracht zonder grond op te zeggen.
Artikel 25: Gronden voor opzegging van de opdracht
Gronden voor opzegging van de opdracht zijn:
- vertraging en onderbreking;
- toerekenbaar tekortkomen;
- overmacht;
- onvermogen;
- wijziging van de rechts- of samenwerkingsvorm;
- overlijden;
- arbeidsongeschikt raken van de persoon als bedoeld in artikel 32.
Artikel 26: Vertraging en onderbreking
Is, gelet op alle van belang zijnde omstandigheden, de vertraging of onderbreking van de vervulling van de opdracht zodanig van aard en/of duur dat nakoming van de opdracht in ongewijzigde vorm in redelijkheid niet is te vergen, dan hebben partijen ieder het recht de opdracht op deze grond op te zeggen.
Artikel 27: Toerekenbaar tekortkomen
- Is er sprake van een toerekenbare tekortkoming, dan is de wederpartij van de partij aan wier kant de toerekenbare tekortkoming zich voordoet, bevoegd de opdracht op deze grond op te zeggen.
- Aan laakbaar handelen van een partij worden dezelfde rechtsgevolgen verbonden als aan een toerekenbare tekortkoming van die partij.
- Het recht op opzegging laat onverlet het bepaalde in Hoofdstuk 6.
Artikel 28: Overmacht
- Van overmacht in de zin van deze regeling is sprake indien een tekortkoming een partij niet kan worden toegerekend. Een tekortkoming kan een partij niet worden toegerekend, indien zij niet is te wijten aan haar schuld, noch krachtens wet, rechtshandeling of in het verkeer geldende opvattingen voor haar rekening komt.
- Van overmacht is tevens sprake, indien door feiten of omstandigheden, die niet aan een partij te wijten zijn, voortzetting van de opdracht in redelijkheid niet van haar gevergd kan worden.
Artikel 29: Onvermogen
Verkeert een partij in financieel onvermogen, of bestaan er andere goede gronden om aan te nemen dat zij zal tekortschieten in de nakoming van haar verplichtingen, dan is de wederpartij bevoegd haar, haar bewindvoerder of curator schriftelijk en met opgave van de gronden te sommeren binnen een redelijke termijn schriftelijk te verklaren of deze in staat en bereid is om de opdracht voort te zetten. De wederpartij is gerechtigd te verlangen dat genoegzame zekerheid wordt gesteld, indien de opdracht wordt voortgezet. Blijft binnen de gestelde termijn hetzij de gevraagde verklaring dan wel de verlangde zekerheid uit, dan is de wederpartij gerechtigd de opdracht op deze grond op te zeggen.
Artikel 30: Wijziging rechts- of samenwerkingsvorm
- Onder wijziging van de rechts- of samenwerkingsvorm wordt verstaan: het besluit tot ontbinding van een rechtspersoon of het verlies van rechtspersoonlijkheid, daaronder begrepen juridische fusie, en het besluit tot ontbinding van een vennootschap onder firma, een commanditaire vennootschap of een maatschap.
- Doet zich ten aanzien van een partij een omstandigheid als bedoeld in lid 1 voor, dan is de wederpartij bevoegd de opdracht op die grond op te zeggen indien aan die omstandigheid door haar een redelijk belang te ontlenen is.
Artikel 31: Overlijden
- De opdracht eindigt niet door het overlijden van een der partijen.
- De erfgenamen of rechtverkrijgenden van de overledene wijzen op verlangen van de wederpartij binnen een daarbij te stellen redelijke termijn een van hen of een derde aan om hen, in alle zaken de opdracht betreffende, te vertegenwoordigen.
- Het bepaalde in artikel 29 is van overeenkomstige toepassing.
- Het overlijden van een der partijen geeft de wederpartij en de erfgenamen of rechtverkrijgenden van de overledene de bevoegdheid de opdracht op te zeggen.
Artikel 32: Arbeidsongeschikt raken van een bepaalde persoon
Heeft de opdrachtgever bedongen dat de vervulling van de opdracht in het bijzonder wordt toevertrouwd aan een bepaalde persoon en doet zich te diens aanzien de omstandigheid voor als bedoeld in artikel 31 of wordt deze arbeidsongeschikt, dan is het bepaalde in artikel 31 van overeenkomstige toepassing.
